Gitarist Menno Gootjes

Voor mij als underdog was het hard werken”

Door Annemarie Sour

Menno Gootjes (1974) is vanaf zijn vierde opgevoed met rockmuziek en belandt per toeval als gitarist in een schoolband, terwijl hij liever drummer was geworden. Het gitaarvirus krijgt hem te pakken: platen naspelen en jamsessies volgen. Met zijn broers richt hij de band Moon of Sorrow op, speelt bij Threnody en stopt met het gymnasium. Zijn vader Theo steunt hem in zijn zoektocht en na een jaar lang jazz oefenen wordt de underground bluesgitarist met het lange haar toegelaten tot het conservatorium. Het is ploeteren en afscheid nemen van oude stromingen. Hij krijgt er een nieuwe wereld voor terug en krijgt als net afgestudeerde gitarist de kans om bij Focus te spelen. Na een korte onderbreking speelt hij nog steeds bij Focus, componeert zijn eigen muziek en geeft les bij onder andere Codarts en de Rockacademie.

“Ik kom uit een Schiedamse kunstenaarsfamilie. De vader van mijn moeder, André Henderickx, was glazenier, de glas-in-loodramen in het jenevermuseum zijn van zijn hand. Bijna al mijn familieleden zijn kunstenaar. Mijn vader is tekenaar. Muziek, tekeningen of beelden, voor mij is het allemaal kunst. Mijn vader speelde flamenco op de gitaar en had een gipsyband. Mijn moeder speelde piano en trad op met een cabaretgroep.

Wij als kinderen waren ook muzikaal bezig. Vanaf mijn vierde jaar ben ik door mijn broer Marcel opgevoed met muziek. Toppop, Kiss, ABBA, we volgden alles op de voet. Marcel, een paar jaar ouder dan ik, kocht als zesjarige zijn eerste single: een rockband. Daar luisterde ik naar. Boeiend vond ik die muziek. Thuis waren we alleen maar aan het tekenen en playbacken. Op mijn achtste jaar kreeg ik pianoles. Dat ding stond bij ons thuis en ik wilde weten hoe dat instrument in elkaar zat. Bij Kees Hagendoorn ging op klassiek pianoles. Dat heb ik 10 jaar gedaan.

Instant bevrediging
Op het gymnasium kwam ik in aanraking met een ander muziekinstrument. Een schoolgenoot Melissa de Coq wilde een band oprichten. Ze zocht een gitarist, maar ik wilde drummer worden en die hadden ze al. Dan word ik toch gitarist, zei ik tegen haar. Eigenlijk ben ik per toeval aan de gitaar blijven hangen, maar blijkbaar moest het zo zijn. Het instrument past bij me. Mijn eerste gitaar kocht ik van mijn leraar Frans Jan Willem de Boer (Look TV). Toen ik eenmaal die gitaar had, was het met mijn middelbare school snel afgelopen. Ik was alleen nog maar aan het gitaar spelen. Rock ‘n roll trok me meer dan natuurkunde of scheikunde. Dat gitaarspelen ging zo vanzelf. Maten van me stonden om me heen. Wooohhwww man!, klonk het dan. Dat was zo kicken dat ik kon spelen. Het was een instantbevrediging: een directe beloning. Bij wiskunde moest ik na hard studeren nog maar zien wat het zou worden.

Rockabilly
Vijftien jaar was ik toen ik ontdekte dat ik op mijn gehoor platen kon naspelen. Mijn leven bestond uit luisteren en spelen. Vanaf mijn zestiende ben ik het gitaar spelen serieus gaan oppakken. In het Podium (voorheen Quibus) waren geweldige jamsessies. Daar werd goed gespeeld. Het waren niet alleen muzikanten, maar ook goeie zangers. Tweemaal per week waren er jamsessies. Het was in de jaren negentig een scene met jongens als Peter de Vries, Maurice Wiegman en Rob Boer. Rini van Willigen was de eerste die me opmerkte. Zijn band Summer Breeze was een van de eerste bands in Schiedam. Toentertijd had hij de Anton Geesink Big Band. Tegen Rini keek ik op. En dan stond hij daar als ervaren muzikant te jammen in het Podium en mocht ik als beginneling mee doen. Je had veel kroegen in Schiedam waar je kon spelen. Mijn eerste optreden was in een Rockabilly outfit, Hot Rock. De kroegen zijn de podia waar ik ben begonnen.

Underground
Daarnaast was er een metal scene. Dat was de keiharde en gevaarlijke muziek. Het was mijn puberale drang naar een eigen identiteit. Metal was in de jaren tachtig de muziek voor de underdog. Dat was stoer en echte gitaarmuziek. Met mijn broers Marcel en Mathijs had ik de band Moon of Sorrow opgericht. Een gothicband waarmee we twee platen maakten onder leiding van Patrick Harreman en mijzelf. Mathijs was vijftien, ik zestien jaar en Marcel achttien. Mijn vader vond het geweldig en die financierde ons.

Tien jaar later met de band Within Temptation, ook voortgekomen uit de Rotterdamse/Schiedamse scene, kwam de grote doorbraak van gothic.. Wij zijn niet doorgebroken. Ja, waarom eigenlijk niet? We hebben niet nagedacht over de langere termijn. We woonden nog thuis, we waren van de straat en ik wilde alleen gitaar spelen. Ik had maar één doel: de kick en wel direct. Within Temptation dacht vanaf het begin in business. Ze hadden de mooiste shirts en de beste merchandising. Ze zetten een geweldige show neer voor hun een eigen underground publiek. Dat was professioneel opgezet. Daar dachten we helemaal niet over na.

Darkside of life
Na Moon of Sorrow volgde Threnody (memorial voor een dode). Dat was death metal en een echte Schiedamse band met nummers als Black Nazareth. Als er een band is die zich door de Schiedamse geschiedenis heeft laten inspireren is dat Threnody. Mijn broer Marcel speelde in deze groep en ging op tournee in Europa. Later kwam ik ook bij de band. We maakten verschillende platen. De tweede lp is opgenomen bij Henry Mcllveen in zijn demostudio in Schiedam. Het is de beste plaat die Threnody heeft gemaakt. Na de derde plaat ben ik opgestapt. Het was mijn periode van darkside of life.

Wat nu?
Het gymnasium was het niet geworden. Moon of sorrow was het niet en het Henderickx muziekproject met Zappa-invloeden dat ik vervolgens met mijn broer Marcel begon, eindigde ook op doodspoor. Ik was zeventien jaar en mijn pa en ikzelf vroegen ons af en wat nu? Het enige dat ik kon was muziek spelen. Ik wilde naar het conservatorium. Ik speelde piano en meldde me aan voor het toelatingsexamen. Kwam ik binnen met mijn lange haar. Dat werd het niet. Twee weken later was er toelatingsexamen gitaar. Je kon toen alleen kiezen tussen klassiek en jazz, maar ik speelde alleen blues. Ik kreeg het advies om een jaar lang met een docent jazzmuziek te oefenen.

Verplicht jeugdwerk
Via het jeugdwerkgarantieplan moest ik aan het werk als archivaris bij de Blauwe Brug. De ambtenaar die me begeleidde vertelde ik dat ik de vooropleiding van het conservatorium deed. Ze gaf me één dag per week de ruimte om te oefenen. Dat was te gek. Ik leerde jazzmuziek spelen, trad op met bands en in de Blauwe Brug ontmoette ik veel mensen. Na een jaar werd ik op het conservatorium aangenomen. Ik had geluk.

Underdog
Van de Schiedamse scene kwam ik terecht in de Nederlandse scene. Ik had geen idee waar jazz over ging. Het had weinig te maken met mijn eigen smaak. Ik moest alles uit mijn handen halen en niet uit versterkers. Ik leerde luisteren, begrijpen wat ik hoorde en het instrument beheersen. Voor mij als underdog was het hard werken..

Regressieve rock
Na het conservatorium deed ik in 1997 auditie bij Thijs van Leer. Dat zorgde voor een kickstart. Opeens was ik de man van Focus, kwam in de plaats van Jan Akkerman en in een professionele setting terecht. Thijs van Leer en Jan Akkerman hebben alle muziektradities in hun vingers. Focus gaat terug op de klassieke wortels, die ik ook in me heb. Het is een mengeling van klassiek, jazzschema’s en rock. Mensen noemen het progressieve rock. Maar eigenlijk is het regressieve rock, want het grijpt terug naar de klassieke muziek. Na een onderbreking van vijf jaar speel ik sinds 2011 opnieuw voor Focus. We spelen over de hele wereld. In Zuid Amerika, Finland, Italië, Duitsland en het minst in Nederland.

Eigen karakter
Als kind wilde ik al muzikant zijn en dan ben je het eigenlijk al. Je moet je wel eerst door alle shit heen werken voordat je het daadwerkelijk bent. Ik heb periodes gekend dat ik geen cent verdiende. Tussen mijn twintigste en dertigste jaar was ik kwetsbaar vooral als collega’s het niet goed vonden wat ik deed. Professionele waardering gaf me op dat moment een gevoel van zekerheid. Nu kan ik me als muzikant kunstzinnig uiten. Dat heb ik echt nodig en het levert me ook nog geld op.  All the way willen gaan is de prijs die je ervoor betaalt.

Eigen fans
Over vijf jaar heb ik een plaat gemaakt met Focus en een eigen album uitgegeven. Of Focus over vijf jaar nog bestaat weet ik niet. Thijs en Pierre lopen tegen de 70 en door al dat vliegen is het toeren zwaar. Daarom wil ik in de tussentijd een solocarrière opzetten zodat ik zelfstandig als muzikant verder door kan gaan. Focus doorzetten zonder Thijs van Leer en Pierre van der Linden is geen optie. Dan heb je niet meer die specifieke sound. Ik ben ook geen fan van tribute (naspelen van een bekende band). Dat hoeft ook niet. Ik ben niet langer een anoniem figuur, geen tweede frontman meer bij Focus. Eindelijk fans en ik sta weer in de magazines. Ik hoor ergens bij. En dat is zo ontzettend te gek.”

Menno Gootjes

Menno Gootjes