Martin Groenhorst

“Ik koos ervoor om mijn eigen weg te gaan”

Door Annemarie Sour

Martin Groenhorst (1944) werkte tijdens zijn studie wiskunde als discjockey voor de zeezender Radio City. Het illegale radiostation, gevestigd in een oud oorlogsfort gelegen in de monding van de Theems voor de Engelse kust, zond muziek uit die de staatsradio niet wilde uitzenden. Hij werd in 1964 in de negen maanden dat hij voor Radio City werkte wereldberoemd in Schiedam en omgeving als dj Martin Green. De paar maanden bij Radio City zijn bepalend geweest voor de rest van zijn verdere leven. Alles wat hij daarna ondernomen heeft spruit voort uit zijn ervaringen bij Radio City tot op de dag van vandaag.

“Ik ben met de muziek van Elvis Presley, The Shadows en Fats Domino opgegroeid. Mijn ouders waren niet muzikaal en mijn broertje en ik deden thuis niets aan muziek. Ook waren we niet lid van een club . Na de lagere school ging ik naar het Sint Liduinalyceum (tegenwoordig Spieringshoek), stapte over naar het Stedelijk Gymnasium en haalde mijn diploma in zes jaar. Mijn droom was leraar worden op een middelbare school. Ik koos voor de studie wis- en natuurkunde aan de universiteit Leiden. Tijdens het studeren luisterde ik naar de radio en ontdekte de zeezenders. Daar draaiden ze muziek die op andere muziekstations werden geweigerd. Dat was vernieuwend en leuk om naar te luisteren. Het Beatlestijdperk brak aan en ik werd enthousiast over popmuziek. Het was 1962–1963: het begin van een nieuw tijdperk.

Radio City
Tijdens het maken van mijn huiswerk hoorde ik op de zender Radio City een oproep voor discjockeys. Dat leek me interessant; de muziek die ze draaiden sprak me aan, maar ook dat mensen naar mij zouden luisteren. Ik schreef een sollicitatiebrief naar Radio City. Het was een piratenzender die vanuit een verlaten fort ‘Shivering Sands Towers’ in de monding van de Theems voor de kust van Engeland buiten de territoriale wateren muziek uitzond. Op een gegeven moment werd ik uitgenodigd, dat was in 1964, en mocht ik een paar dagen proefdraaien.

Het was een gedoe om bij dat fort, een voormalige luchtafweerbasis, te komen. Vanuit een sterk schommelende vissersboot moest ik tientallen meters boven zee omhoog klimmen om op het zendstation te komen. Het waren barre omstandigheden: de wc bleek een gat en stromend water was er niet. Het personeel van het radiostation bestond op dat moment uit één man: de manager van alles, en met hem moest ik de uitzending maken.

Illegaal
Het bleef niet bij die paar dagen. Het regende en stormde zo hard dat we pas veertien dagen later als bemanning werden afgelost. Ik was letterlijk in het diepe gegooid en in die twee weken op het fort kon ik me als dj Martin Green ontwikkelen. Het was een intensieve leerschool en met mijn schoolengels probeerde ik iets leuks van de uitzendingen te maken. Ik kreeg veel fanmail van mensen die het leuk vonden om naar die Dutchman te luisteren en werd door de eigenaar Reg Calvert aangenomen.

Het was geen regulier werk. Om de paar weken vertrok ik naar Engeland om voor Radio City de top 40 singles van de UK te draaien. Het begon op te vallen dat ik regelmatig naar Engeland reisde door de vele stempels in mijn paspoort. Ik mocht daar niet werken, maar waarom dan al die bezoeken? De douane wantrouwde me en ik hield er na negen maanden mee op om voor Radio City te werken.

Fab 5
Met mijn studie wilde het niet meer vlotten. De overgang van een regulier leven naar een leven van vrijheid-blijheid was te groot en ik heb de studie in de ijskast gezet. Na het werken voor Radio City werd ik in Schiedam bekend als Martin Green, de Nederlandse discjockey in Engeland. Beatgroep Fab 5 vroeg me of ik hun manager wilde worden. Moest ik die gasten zien te verkopen aan zalen. Voor de Fab zette ik een fanclub op naar voorbeeld van een fanclub in Engeland. Voor de leden organiseerde ik avonden in Tivoli. Eerst alleen voor de Fab, maar later nodigde ik ook andere groepen uit, waaronder Nederlandse groepen als de Golden Earring, Ekseption, Cuby & the Blizzards en buitenlandse bands zoals Fleetwood Mac, Slade en John Mayall & the Bluesbreakers.

Stones
Voor het theaterbureau van Paul Acket in Den Haag deed ik de promotie van pop- en rockconcerten. Hij gaf het maandblad Muziek Expres uit, boekte buitenlandse groepen en ik zorgde dat de zalen geboekt werden waar ze optraden en begeleidde groepen. De Rolling Stones, die in 1966 naar Nederland kwamen heb ik begeleid tijdens hun optreden in Amsterdam. Behalve voor het bureau van Paul Acket werken, bleef ik ook muziekgroepen voor Arcade in Schiedam uitnodigen. Paul Acket vond dat onverenigbaar: een bedrijf in een bedrijf. Ik zag dat anders. Ik was in Schiedam niet commercieel bezig, maar was een vereniging zonder winstoogmerk.

Eigen koers
Ik koos ervoor om mijn eigen weg te gaan en zelf te bepalen hoe ik wilde leven. Ik woonde nog bij mijn ouders en had een bijbaantje als postbesteller. Ik had Tivoli en sociëteit Arcade in 1967 opgericht. In Tivoli traden de kleine groepen op en elke zondagavond was er discodansen. In Arcade traden de grotere bands op. Vooral blues, dat is mijn muziek, maar dan moet het wel swingend zijn. Bekende groepen die optraden in een intieme zaal voor vierhonderd mensen. Van heinde en verre kwamen fans op de optredens af. Van de politie moest ik er voor zorgen dat bezoekers lid waren van de club. Op een gegeven moment hadden we 4000 leden.

Doodsteek
Rijk is de club van de optredens niet geworden. De toegangsprijzen waren zo laag. De entreeprijs was rond drie gulden en voor een internationale band als Fleetwood Mac vroegen we destijds vier gulden vijfenzeventig. De club draaide op vrijwilligers en het entreegeld was om de kosten te dekken. Waar ik niet op had gerekend was een naheffing loonbelasting. Een bedrag waar de honden geen brood van lusten. Ik had er nooit bij stilgestaan dat we voor die muziekgroepen loonbelasting moesten betalen. Daar lag ik ’s nachts wakker van en dat is dus de doodsteek voor Arcade en Tivoli geweest. Met de Belastingdienst heb ik een deal gesloten. Als we met de muziekoptredens van bands zouden stoppen zou het restant van het bedrag worden kwijtgescholden. Zou ik weer beginnen moest ik als nog betalen. In 1974 viel het doek.

Probleemjongeren
Door optreden in Arcade en Tivoli kwam ik regelmatig contact met jongeren van de stichting De Lindenhof. Ze deden klusjes, sjouwden mee en bouwden mee op. De Lindenhof nodigde me uit om te praten over jeugdhulpverlening nieuwe stijl. Of ik niet een begeleid wonen project kon opzetten voor jongens die thuis problemen hadden. Ze zochten een mentor en of dat niet iets voor mij was? Dat baantje leverde in eerste instantie niets op, behalve gratis wonen. Maar ik vond het interessant. Het was de tijd van de democratisering en ik ben in 1970 naar de avondopleiding van de Sociale Academie gegaan en studeerde af in 1974 als maatschappelijk werker.

Tussen 1972 en 2002 heb ik voor de Lindenhof gewerkt als maatschappelijk werker en later als opnamecoördinator. Het was in de jaren zeventig en tachtig een interessante tijd. Ik nam die jongeren mee op sleeptouw. Ze gingen mee naar de kroeg, naar optredens bij Quibus, hielpen mee om podia op te bouwen. Het was een gelijkwaardig contact, ze kregen structuur, leerden werken en ontdekten wat bij ze paste. Deze manier van werken wordt nu niet meer getolereerd en gezien als belangenverstrengeling. Afstand bewaren, het protocol volgen en overal verslagen van maken in plaats om samen met de jongens aan de slag te gaan. Voor die bureaucratische manier van werken heb ik destijds niet gekozen. Na een fusiegolf kon ik als 58-jarige in 2002 vervroegd uit dienst treden.

Scholierendisco
Behalve door Europa reizen met mijn camper, treed ik heel af en toe bij bijzondere gelegenheden nog op als discjockey. Dat is al ontstaan in de jaren zeventig tijdens de pauzes van de bands in Arcade draaide ik plaatjes. Een docent van de middelbare school belde me of ik ook op een scholierenfeest wilde draaien. Daaruit is de drive-in-show voor scholieren ontstaan met muziek uit de jaren, ‘70, ‘80 en ’90. Later draaide ik ook voor voetbalclubs en personeelsverenigingen. Dat heb ik bijna twintig jaar gedaan.

Carnaval
Mijn interesse voor carnaval is per toeval ontstaan in een Delftse sociëteit aan de Beestenmarkt. Ik draaide er tijdens dansavonden voor plattelandsjongeren en er kwam een vraag of ik ook niet eens op carnavalsavonden muziek kon draaien. Later in 1997 werd ik bestuurslid van een Delftse carnavalsvereniging en inmiddels ben ik bestuurslid van de overkoepelende carnavalsstichting. Thuis zal ik deze muziek niet snel draaien, mijn hart ligt meer bij bands als de Moody Blues, The Stones, John Mayall en Pink Floyd.

Concurrent
Alles wat ik in mijn leven heb gedaan is terug te brengen tot die negen maanden bij Radio City. Nu veertig jaar geleden. Hieruit is alles wat ik in mijn leven heb gedaan voortgekomen. De overstap naar de concurrerende zeezender Radio Caroline heb ik nooit gemaakt. Eigenaar Reg Calvert van Radio City onderhandelde destijds met Radio Caroline over samenwerking. Een medewerker van Caroline, majoor Oliver Smedley, verkocht hem een zender waarmee hij als Radio Caroline South kon uitzenden. Toen bleek dat de zender niet meer was dan een hoop schroot, is Reg Calvert bij Smedley thuis verhaal gaan halen. Oliver Smedley voelde zich zo bedreigd dat hij Calvert heeft doodgeschoten. Dat was de andere kant van de medaille. De belangen rond de piratenzenders waren groot.”

Martin Groenhorst Foto Jan Banning

Martin Groenhorst Foto Jan Banning