De geschiedenis van de fotografie in vogelvlucht en de betekenis van Heart2Art

Maarten Mulder en Annemarie Sour, de initiatiefnemers van de tentoonstelling in de Korenbeurs, hebben mij gevraagd kort iets te zeggen over het belang van documentaire fotografie en het werk van Jan Banning en Joop Reijngoud.

Dat ga ik proberen. Ik zeg dat bewust een beetje voorzichtig, omdat de documentaire fotografie zo’n reusachtig onderwerp is. Dat is hetzelfde als iemand vragen om iets over voetbal te vertellen. Het onderwerp is zo groot, omdat het gaat over de hele geschiedenis van de fotografie. De eerste foto van Nièpce was een opname uit zijn raam. Meer niet. Een documentaire foto dus. En van Atget, naar Cartier-Bresson, naar Eggleston en Winogrand, naar Robert Frank en Ed van der Elsken kom je in de jaren zeventig terecht bij Nederlandse fotografen als Koen Wessing, Peter Martens, Hannes Wallrafen en Oscar van Alphen. Documentaire fotografie is dan geëngageerde fotografie, politiek, maatschappelijk betrokken, mondiaal. De fotograaf is daar waar de brandhaarden zijn in de wereld. De onderwerpen zijn groots en meeslepend. De foto’s zijn in zwart-wit, contrastrijk, grofkorrelig, ruw en rauw. Fotografie was wapen in een maatschappelijk debat. De fotograaf onthult, legt bloot, klaagt aan en dat doet ie met grote persoonlijke overgave en inzet. Geen fotografie voor musea en galerieën, maar meer iets voor linkse weekbladen en pamfletten van dito actiegroepen.

Sinds de jaren zeventig is er ongelooflijk veel veranderd in de documentaire fotografie. De onderwerpen zijn kleiner geworden, het engagement is verschoven naar het persoonlijke, de fotograaf deed een stapje terug en is meer een beschouwer geworden dan zelf partij, de in de jaren zeventig verfoeide kleur deed zijn intrede en documentaire fotografie marcheerde de musea binnen. Het palet van de documentaire fotograaf is de afgelopen 25 jaar enorm verbreed, verfijnd, subtieler geworden. En wij kijkers en toeschouwers zijn meegegroeid, want we snappen die verbreding, verfijning en subtiliteiten. We kunnen dat lezen.

Jan Banning en Joop Reijngoud zijn twee heel verschillende stemmen in dat inmiddels grote koor van de documentaire fotografie. Als je ze heel grof zou mogen typeren dan is Jan de weloverwogen, bijna wetenschappelijke denker en Joop de Rotterdamse doener die leeft met zijn onderwerpen.

Jan is de fotograaf die een groot onderwerp klein kan maken, begrijpelijk, invoelbaar. Dat deed hij overtuigend in zijn project Sporen van Oorlog met portretten van dwangarbeiders die aan de Birma spoorweg hebben gewerkt en die in het heden, als mannen met ontbloot bovenlijf, worden gefotografeerd. Welke sporen heeft dat achtergelaten? In hun ogen, hun lichaam? Dat alle geportretteerden tegen dezelfde achtergrond, hetzelfde strijklicht, in dezelfde houding staan, maakt het effect alleen maar indringender.

Hij heeft dat nog systematischer en bijna wetenschappelijker gedaan in zijn project Bureaucratics waar hij heel precies ambtenaren over de hele wereld achter hun bureau zittend frontaal fotografeerde en tot een serie heeft geleid die ongelooflijk informatief is (de kleine ambtenaar zegt iets over het grote land), waar altijd heel veel is te zien en die soms ook hilarisch grappig is. Je wil niet weten wat hij er allemaal voor heeft moeten doen om die foto’s te kunnen maken, wie hij allemaal heeft moeten bewerken, overhalen of verleiden! Hij zou er een boek over kunnen schrijven, ware het niet dat zijn foto’s de zichtbare bezegeling zijn van dat ingewikkelde, langdurige maar onzichtbare proces van voorbereiding.

Joop Reijngoud, en ik noem met hem in één adem met zijn artistieke soulmate Linda Malherbe, heeft niet die beschouwende blik van Jan die zijn onderwerp van een afstandje analyseert en er zo in door wil dringen. Joop en Linda kijken niet tegen hun onderwerp aan, maar staan er middenin, ze staan ín hun onderwerp, ze maken er bijna deel van uit. Joop portretteert groepen mensen, kriskras door de samenleving heen: mensen die deel uitmaken van een vereniging, je kunt zo gek niet bedenken wat, een religieus gezelschap, Marokkaanse buurtvaders, een kaartclub, duivenmelkers, Rotterdamse rappers noem maar op. Opgeteld een ragfijn portret van een stedelijke samenleving, zoals ze in hun project De Zuiderlingen en De Noorderlingen hebben laten zien. Joop en Linda zijn op zoek naar wat mensen bindt, wat mensen bij elkaar houdt, wat mensen inspireert, waar ze trots op zijn! Ze doen dat met foto’s en met verhalen van de mensen zelf, hier in Schiedam, maar ook in hun nieuwe Verhalenhuis Kaap Belvédère op Katendrecht. En omdat ze op zoek zijn naar wat mensen bindt, hebben de foto’s van Joop altijd iets feestelijks en uitbundigs. Een gevoel dat nog eens wordt versterkt – en dat zie je pas als je zo’n fotosessie van Joop en Linda hebt bijgewoond – door het feit dat iedereen al volop in de stemming is als je weet dat je samen op de foto mag.

Ruud Visschedijk
Directeur Nederlands Fotomuseum
2 oktober 2014

inleiding

Foto Louis Haagman