John Paay

Door Annemarie Sour

John Paay (1925), de vader van Patricia Paay en Yvonne Keeley, groeit op in het vooroorlogse Rotterdam-Zuid. Als achtjarig jongetje krijgt hij zijn eerste vioollessen en speelt in het schoolorkest van de hbs. Het muziekvirus krijgt hem pas werkelijk te pakken gedurende de optredens tijdens de vele bevrijdingsfeesten. Hij wil een vak leren en kiest voor het conservatorium. Hij specialiseert zich in dirigeren en arrangeren, toert met het John Paay Orchestra tien jaar door West-Duitsland, richt in Nederland orkest The Evergreens op, runt muziekstudio Soundhouse aan de Singel in Schiedam en treedt geregeld op met zijn zeventienkoppige Bigband. Eind jaren zeventig valt het doek. De tijdsgeest is veranderd.

“Mijn vader, een stukadoor, speelde viool. Ik wilde als kind piano spelen, maar daar was geen geld voor en ik kreeg van mijn vader als achtjarige een kleine viool. Er kwam een muziekleraar aan huis, die in het Rotterdams Philharmonisch Orkest speelde, om mij les te geven. Een rib uit mijn vaders lijf, maar muziek hoort bij de opvoeding vond hij. Hij had spijt dat hij zelf nooit vioolles had gehad. Het is een blind instrument. Je moet een goed gehoor hebben wil je viool kunnen bespelen.

Straatfeesten
Ik zat op de hbs op het Afrikaanderplein in Rotterdam-Zuid en speelde in het schoolorkest. Ik was bijna twintig jaar toen de oorlog was afgelopen. We verdienden geld met het spelen op straatfeesten. Ik kocht van het geld een tenorsax en leerde mezelf hoe ik moest spelen. We verdienden zoveel geld tijdens de bevrijdingsfeesten dat ik een carrière wilde maken met muziekoptredens in plaats van het leren van een technisch vak. Mijn vader zei: ‘Als je daar voor kiest moet je het goed doen. Zorg dat je de beste wordt!’ Ik meldde me aan bij het conservatorium voor algemene muziekleer, arrangeren en klarinet.

De bevrijdingsfeesten werden steeds minder, maar in de danszalen gingen de optredens in het gebombardeerde Rotterdam door. In de Rochussenstraat bij de ‘s Gravendijkwal was een bloeiend nachtleven. Links van de ingang naar de Maastunnel waren de clubs Habanera en L’Ambassadeur. Daar traden we op.

Amerikaanse leger
Na twee jaar ben ik met het conservatorium opgehouden. Ik kon arrangeren en richtte mijn eigen groep op onder mijn eigen naam John Paay Orchestra. De feesten liepen terug en we reisden het Amerikaanse leger achterna om te kunnen optreden. In West-Duitsland waren de Amerikanen de bezettingsmacht. Voor de Amerikaanse soldaten speelden we vooral dansmuziek.

We begonnen met de muziekoptredens in zalen en clubs in het Berlijn van 1947 met een eigen Hollands orkest: de John Paayband. Piano, bas, drums, twee saxofoons, een gitaar en ik stond ervoor met mijn viool. We doorkruisten met onze band heel West-Duitsland en traden op in de diplomatenclub in Bonn, in Travermünde aan de Oostzee of in Bocholt. Er kwamen veel Amerikanen naar onze optredens. Feestmuziek wilden ze horen. Het was een prachtige tijd.

Herr Kapellmeister
Later traden we ook op voor de Duitsers. De Duitsers wilde schlagers horen en operettemuziek. We speelden in danszalen en later kwamen we terecht op grote feesten van grote bedrijven. We zaten overal een paar maanden en reisden van Koblenz, naar Hof, van Wiesbaden naar Düsseldorf en dan door naar Frankfurt. Voor de Duitsers was ik Herr Kapellmeister, want daar keken ze tegen een dirigent op. In Nederland was de sfeer: he joh, speel nog eens een deuntje of houd eens op met dat kattengejank!

In 1949 werd onze dochter Patricia geboren en een jaar later konden we een mooi appartement krijgen aan de Schiedamseweg op de grens van Schiedam en Rotterdam. Dat was een nieuw gebouwde flat voor mensen met een eigen zaak. Tot Patricia naar de Julianaschool in Schiedam ging, bleven we in Duitsland werken en hebben in totaal bijna tien jaar door Duitsland getoerd.

Patricia
Terug in Nederland moest ik een nieuwe business opbouwen. Ik wilde eigen baas zijn. Ik componeerde mijn eigen liedjes, arrangeerde muziek en trad op met mijn eigen orkest The Evergreens waarin ook mijn zus Telma als zangeres optrad. ‘Wat tante Telma doet wil ik ook,’ zei Patricia toen ze vijftien jaar was. Ze mocht van de arbeidsinspectie echter niet in cafés en clubs optreden. Wel voor radio en televisie

Via impresario Lou van Rees, die een kantoor had in het gebouw van de HAL aan de Wilhelminakade, kregen we een contract om in de Rutex te spelen, een bekende eet- en danstent aan de Lijnbaan. Ik regelde vervolgens met de Rutexdirectie een contract voor optredens in hun horecazaken in Utrecht, Leiden, Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Dan nam ik Patricia soms stiekem mee.

Via Lou van Rees hadden we ook muziekoptredens op cruiseschepen van de Holland Amerika Lijn. The Evergreens, een elf man sterk orkest, speelde onder mijn leiding. Voor onze derde reis aan boord van het stoomschip Statendam had Lou van Rees gezegd neem Patricia mee als zangeres. Ze ging als zestienjarige mee aan boord van de Statendam van Rotterdam naar New York en dan door naar de Bahama’s. In New York scheepte ook een cameraploeg in van NBC, een Amerikaanse televisiezender om opnames te maken. Die optredens konden wel, omdat ze buiten de territoriale wateren vielen. We verdienden goed. Niet alleen salaris, maar we kregen ook veel fooien.

Soundhouse
Muziekstudio Soundhouse aan de Singel in Schiedam liep niet goed en mensen vroegen me of ik de studio wilde overnemen. Dat was in 1970 en ik heb de sprong gewaagd. We experimenteerden een tijd met het opnemen van naspeelplaten. Lp’s waren met dertig gulden duur. Dan speelde je de muziek na en imiteerde Patricia de stem van bijvoorbeeld zangeres Connie van den Bos. Deze naspeellp’s lagen voor 7,50 bij de V&D in de schappen. Het was geen lucratieve business. Na vier lp’s zijn we gestopt.

Interessant waren de muziekreclames. Door de muziekstudio kwam ik ook terecht in de reclamewereld. Ik schreef zelf mijn muziek en we werkten voor grote bedrijven als bijvoorbeeld Unilever. Soundhouse heb ik twintig jaar gedaan tot aan het begin van de jaren negentig. Het bedrijf moest verhuizen omdat de panden aan de Singel werden afgebroken. Het was tijd om Soundhouse over te dragen aan mijn opvolgers: Martin Achterberg en zijn compagnon Fred de Groot.

Bigband
De mooiste optredens waren voor mij met de Bigband, een orkest bestaande uit zeventien musici. Daar schreef ik eigen arrangementen voor. Dat klonk prachtig. Ik stond voor het orkest met mijn viool, zoals Andre Rieu. We traden vooral op tijdens bedrijfsfeesten. Dat ging jarenlang goed tot diep in de jaren zeventig. Vlak voor een groot optreden met de Bigband, dat bestond uit freelance muzikanten, in Gouda belde de ene muzikant na de andere op om zich af te melden. Hadden ze wel gezorgd voor vervanging. Maar het gaat toch om dat eigen geluid te kunnen produceren. Konden ze elders een paar gulden meer verdienen. Ik zag dat niet meer zitten. Met een groot optreden in het Oude Luxor met het John Paay Orchestra met zang van Patricia heb ik mijn carrière als dirigent in 1978 afgesloten.”

John Paay Foto Jan Banning

John Paay Foto Jan Banning